Talen:
Home » hormoonverstoorders » Niveau 1

Hormoonverstoorders en hun impact op de menselijke gezondheid en het milieu

hormoonverstoorders Welkom pagina

Context - Hormoonverstoorders zijn chemische stoffen die de werking kunnen beïnvloeden van het hormoonsysteem en receptoren die het lichaam reguleren.

Welke risico's zijn er aan die chemische stoffen verbonden?


wetenschappelijke consensus rapport

Laatste Update: 8 november 2017

Wat is een hormoonverstoorder?

De volgende definitie wordt internationaal gehanteerd voor het begrip hormoonverstoorder:

"Een hormoonverstoorder is een lichaamsvreemde stof of lichaamsvreemd mengsel die of dat functies van het hormoonsysteem verstoort. Zo'n stof veroorzaakt daardoor nadelige effecten op de gezondheid in een intact organisme of diens nageslacht of subpopulaties."

Het hormoonsysteem bestaat uit alle klieren die hormonen produceren en hormoonreceptoren in het lichaam. Het speelt een belangrijke rol bij de voortplanting en de ontwikkeling van embryo's. Darnaast speelt het ook een rol bij de regulering van het metabolisme in het algemeen.

Vanwaar die groeiende ongerustheid over hormoonverstoorders en hun verband met bepaalde chemische stoffen?

Er zijn schadelijke effecten op de voortplanting en de ontwikkeling waargenomen en er zijn bewijzen van effecten op populaties van wilde dieren. De afgelopen twee decennia is er een verhoging van het aantal endocriene stoornissen bij mensen vastgesteld.

Diepgaande laboratoriumstudies bevestigen het idee dat de blootstelling aan bepaalde chemische stoffen endocriene stoornissen bij mensen en wilde dieren kan veroorzaken. Blootstelling tijdens de kritieke perioden van de ontwikkeling kan onomkeerbare effecen veroorzaken die pas later in het leven zichtbaar worden. Het is evenwel zeer moeilijk om een verband te leggen tussen bepaalde chemische stoffen in het bijzonder en hormoonontregeling, zeker wanneer zij maar kort in het lichaam aanwezig blijven.

Wat zijn de belangrijkste effecten van de onderzochte hormoonverstoorders?

De onderzochte effecten kunnen in vier grote groepen worden onderverdeeld:

  • a) Impact op de reproductieve gezondheid bij mensen Dat is een van de belangrijkste aspecten betreffende de effecten van hormoononverstoorders op de menselijke gezondheid. Er worden zowel effecten bij de vrouw als bij de man waargenomen, gaande van een onvolledige seksuele ontwikkeling tot vruchtbaarheidsproblemen.  
  • b) Hormoongevoelige kankers bij de mens Meerdere kankers bij de mens worden door hormonen beïnvloed. Daarbij kunnen hormoononverstoorders een rol spelen in de ontwikkeling ervan. Voor een zeker aantal hormoongevoelige kankers hebben we te weinig informatie over de mogelijke rol die hormoonverstoorders spelen.  
  • c) Impact op de ontwikkeling en het metabolisme bij de mens Hormoonverstoorders kunnen effecten hebben op bepaalde hormoonsystemen en met name op de schildklier. Ze kunnen eveneens de functies van het immuunsysteem beïnvloeden. Er zijn aanwijzingen dat blootstelling aan chemische stoffen verband houdt met de huidige obesitasepidemie.  
  • d) Impact op wilde dieren De belangrijkste factoren bij het waarnemen van de effecten op dieren hebben betrekking op de voortplanting en ontwikkeling. De effecten werden zo bij verschillende groepen van taxonomische groepen waargenomen, van ongewervelden tot zoogdieren.  

Waarom is het moeilijk om hormoonontregelaars (EDC) te identificeren?

Veel chemische stoffen kunnen met steroïdehormoonreceptoren (hormonale activiteit) interageren, maar het is soms onduidelijk of dat systematisch tot schadelijke gevolgen kan leiden.

Er kunnen al bij lage doses van hormoonverstorende stoffen, lager dan degene die gewoonlijke bij toxicologische tests worden gebruikt, effecten vrijkomen en het zou nodig kunnen zijn de huidige risicobeoordelingsmethodieken aan te passen.

De drempeleffecten, die overeenstemmen met een dosis waaronder er geen enkel effect is, vormen een probleem. Aangezien het lichaam al een hoeveelheid natuurlijk oestrogeen bevat, kan bijvoorbeeld worden gesteld dat een kleine hoeveelheid extra oestrogeen van externe oorsprong een effect kan hebben. Daarbij is geen sprake van een drempeleffect.

Dat leidt tot een aanzienlijke onzekerheid waarbij het waarschijnlijk is dat een aantal schadelijke effecten op mensen en wilde dieren over het hoofd worden gezien. Zolang er geen geavanceerdere tests beschikbaar zijn, moet de identificatie van gevaren en risico's ook gebaseerd zijn op epidemiologische benaderingen.

Wat is de huidige stand van de wetenschap omtrent de verschillende groepen van chemische stoffen die het vaakst worden onderzocht?

Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste groepen chemische stoffen die naar hun potentieel verstorend effect op het hormoonsysteem worden onderzocht.

  • Bisfenol A heeft meerdere effecten afhankelijk van het vermogen om met oestrogeen, progesteron en de schildklierhormonen te interfereren. Er is aangetoond dat blootstelling tijdens de organogenese onomkeerbare schadelijke gevolgen heeft voor het voortplantingssysteem. 
  • Ftalaten. Er zijn aanwijzingen dat ze ontwikkelingsproblemen kunnen veroorzaken bij mannelijke foetussen door met de synthese van testosteron te interferen. Sommige ftalaten (voornamelijk benzylbutylftalaat [bbp] en diethylhexylftalaat [DEHP]) interageren eveneens met oestrogeenreceptoren. Het onderzoek van de effecten op wilde dieren blijft zeer ontoereikend. 
  • Parabenen. De gegevens van epidemiologisch onderzoek bij de mens zijn zeer beperkt. Enige invloed op de dichtheid van het borstweefsel is vastgesteld, maar er is geen bewijs dat ze het risico op borstkanker kunnen verhogen.  
  • PCB’s (polychloorbifenylen). Blootstelling aan PCB’s is met een verhoogd risico op borstkanker en andere kankers in verband gebracht. PCB’s hebben ook een effect op de neurale ontwikkeling. Of liever: er zijn effecten waargenomen op diermodellen.  
  • Dioxinen (PCDD en PCDF). Dioxinen hebben soortgelijke effecten als PCB’s. Ze worden in verband gebracht met vroegtijdige menopauze en borst- en schildklierkanker.  
  • Gebromeerde difenylethers (gebruikt als brandvertragers). Blootstelling tijdens de ontwikkeling van jonge kinderen kan belangrijke effecten hebben op de neurale ontwikkeling. Ze hebben ook bepaalde mogelijke gevolgen voor de voortplanting. 
  • Geperfluoreerde verbindingen (PFC’s). Er is aangetoond dat PFC’s met de omzetting van de schildklierhormonen interfereren. Er is ook een verband met verhoogde cholesterolwaarden, wat suggereert dat ze verantwoordelijk kunnen zijn voor metabolische stoornissen. De effecten van PFC’s op wilde dieren zijn nog niet in kaart gebracht.  
  • Pesticiden. Er zijn meerdere bestrijdingsmiddelen onderzocht:
    • Dicarboxamiden. Er is experimenteel bewijs, maar er zijn geen directe bewijzen van verbanden tussen blootstelling en ziekte, noch voor mensen noch voor wilde dieren.
    • Azoolfungiciden (met name triazolen en imidazolen). Gegevens uit epidemiologisch onderzoek hebben effecten aangetoond op baby’s van moeders die tijdens de zwangerschap aan die bestrijdingsmiddelen zijn blootgesteld, maar er is geen verband gevonden met een specifiek element.
    • Triazinen (altrazine en simazine behoren tot de meest voorkomende onkruidverdelgingsmiddelen). Er zijn problemen waargenomen met de seksuele ontwikkeling bij wilde kikkers uit verontreinigde terreinen. Over de effecten bij zoogdieren is nauwelijks iets bekend.
     
  •   Zware metalen
    • Methylkwik heeft meerdere effecten op het hormoonsysteem.
    • Lood verhoogt via het hormoonstelsel de afgifte van het hormoon TSH, afgescheiden door de hypofyse.
    • Cadmium: in sommige epidemiologische onderzoeken is er een zwak verband aangetoond tussen beroepsmatige blootstelling en borstkanker. Ook blijkt cadmium andere effecten te hebben op de gezondheid van mannen en vrouwen. De effecten ervan op wilde dieren zijn onvoldoende onderzocht.
     
  • Andere chemische stoffen. De afgelopen tien jaar zijn veel nieuwe soorten chemische stoffen als potentiële risico’s geïdentificeerd. In het geval van zonnebrandmiddelen met uv-filter en kunstmatige muskus, dat aanwezig is in heel wat cosmetische middelen en producten voor persoonlijke hygiëne, is er nog geen direct bewijs bij de mens. Van sommige producten bestaan er wel gegevens van studies bij dieren en in vitro onderzoeken.

Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen van het rapport?

De zes aanbevelingen uit het rapport van de Europese Commissie luiden:

  1. inwerkingstelling van internationaal gevalideerde en erkende testmethoden in het kader van de voor de regelgeving vereiste tests en gegevens; 
  2. uitwerking van nieuwe beleidsdocumenten voor de interpretatie van gegevens afkomstig uit tests;
  3. overwegen om een aparte indeling volgens de regelgeving voor hormoonverstoorders op te stellen; 
  4. uitdenken van bewijskrachtige analyseprocedures waarbij de beschikbare gegevens worden onderzocht door gelijktijdig beide criteria tegenspoed en werkwijze te beoordelen zonder die criteria toe te passen om stoffen van de beoordeling uit te sluiten;  
  5. het niet langer beschouwen van de activiteit als het enige criterium, maar het combineren met andere criteria zoals giftigheid, specificiteit, ernst en onomkeerbaarheid in het kader van een bewijskrachtige analyse; 
  6. tot stand brengen van categorieën waarin het verzamelen van de nodige gegevens wordt aangemoedigd en niet-gevalideerde testmethoden die verder gaan dan het conceptuele kader van de OESO mogen worden uitgewerkt. 

Referenties:
Markantste feiten opgesteld door GreenFacts op basis van het rapport “State of the Art Assessment of Endocrine Disruptors” waarin de resultaten worden voorgesteld van een project in opdracht van het DG Milieu van de Europese Commissie
 ec.europa.eu/environment/chemicals/endocrine/pdf/sota_edc_final_report.pdf
en de bijgewerkte bijlage over de stand van de wetenschap over hormoonverstoorders:
 ec.europa.eu/environment/chemicals/endocrine/pdf/annex1_summary_state_of_science.pdf